Oudejaarsdag. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw. Een dorp op de Veluwe. Op de fiets van mijn moeder met in haar fietstassen Tupperware bakjes vol warme, zojuist zelfgebakken oliebollen. Ik bracht ze naar een paar oudere dames in het dorp, met de groeten van mijn moeder. Maar ook met een gevoel van ware doodsverachting. Want oh, wat had ik een hekel aan buiten rondfietsen op oudejaarsdag, terwijl stoere jongens vol bravoure hun knalvuurwerk afstaken en dat maar wat graag achter mijn fiets aan gooiden. Als de dood was ik dat zo’n strijker in mijn capuchon of fietstas zou eindigen.
De afkeer van vuurwerk en vooral de angst voor de plotselinge knallen is nooit echt minder geworden. Zeker niet toen ik later een hond kreeg. Zo’n beest moet er toch uit, waardoor je je rond de jaarwisseling niet langer binnen kunt verschansen. Maar de paniek van dieren rondom het gebruik van vuurwerk is niet om aan te zien. Het verhaal van de kat die uiteindelijk doodsbang achter een toiletpot werd teruggevonden of van de hond die 24 uur lang zijn behoefte ophoudt omdat hij geen stap buiten de deur durft te zetten, vind ik persoonlijk afschuwelijk. Ik denk dat vrijwel alle baasjes van huisdieren volmondig voor een algeheel vuurwerkverbod zouden stemmen.
Dat wij op zeker moment heel afgelegen op het platteland gingen wonen, leek dus goed nieuws voor de jaarwisseling! Maar niets bleek minder waar. Hier in het oosten van Nederland worden we rondom de jaarwisseling namelijk getrakteerd op de moeder aller oerknallen: carbid. Carbid wordt op oudejaarsdag in melkbussen gebrokkeld en vervolgens natgemaakt met water. Het gas dat vrijkomt bij de chemische reactie die dat veroorzaakt, veroorzaakt een enorme knal. Hard genoeg om de deksel van een melkbus of een plastic bal waarmee de melkbus wordt afgesloten meters ver weg te blazen. En zeker hard genoeg om een blijvende gehoorbeschadiging op te lopen.
De eerste jaren op het platteland beleefden wij de jaarwisseling in strenge lockdowns en was er een algeheel vuurwerkverbod afgekondigd. Maar dat deerde de omringende dorpsbewoners niets. Op oudejaarsdag stonden her en der in weilanden groepjes mensen rondom rokende melkbussen. Nu en dan klonk er een oorverdovende knal en natuurlijk dan ook verrukte kreten. Er was bier, er waren oliebollen, er was gezelligheid. Als de mist van de explosies optrok, zag je ook de saamhorigheid boven de koude en vochtige weilanden hangen.
Ik zag het aan, veilig vanuit de auto op weg naar een doodstil bos met de hond achterin. Ik dacht aan de tekst die ik eerder die dag in de lokale huis-aan-huiskrant had gelezen: “Zorg dat je nuchter bent als je carbid gaat schieten. En gebruik ballen in plaats van deksels: die komen minder hard aan.” En ik kon een glimlach niet onderdrukken. Ik zal het plezier van vuurwerk afsteken of carbid schieten wel nooit begrijpen en ik zal er zeker nooit tussen gaan staan. Maar tradities en lokale gebruiken? Je kunt ze maar beter omarmen. Ook al moet je daar soms je veiligheidsbril en gehoorbeschermers voor opzetten.
Deze column is eerder verschenen in Landidee (januari 2023, nummer 1), een uitgave van Vipmedia.