Er lag een dode uil op de oprit. Zijn lange pootjes met onderaan de kromme nagels zagen er tegelijkertijd belachelijk en aandoenlijk uit. Veel te lang voor dat pluizige ronde lijfje, dat we gisteren nog met een verrekijker hadden bespied. In de nestkast aan de rand van ons erf lieten zich de laatste week namelijk steeds vaker twee uilskuikens zien. Reikhalzend keken ze uit naar het moment waarop hun moeder zou terugkeren, hopelijk met iets lekkers in haar snavel.
De jonge steenuiltjes opereerden voorzichtig. Ze staken hun donzige kopjes best ver buiten het oog van de nestkast en maakten nu en dan een kabaal van jewelste, maar zodra ze iets hoorden, trokken ze zich schielijk terug en hielden zich muisstil. Het uiltje dat vanochtend dood aan onze voeten ligt, moet een van hen zijn. Rond de veertjes in zijn nek glinstert bloed. Toch op een onbewaakt ogenblik aangevallen? We leggen het uiltje in een oud kistje van een wijnfles, omdat we even niet weten wat we met dat lichaampje aan moeten. Hoe zeldzaam is een steenuil eigenlijk? Wie heeft ooit die nestkast daar opgehangen? En moeten we ergens melding maken van geboorte- en sterftecijfers? Of komt dat wel bij die jaarlijkse tuinvogeltelling?
Hoe zeldzaam is een steenuil eigenlijk?
Het fascinerende van de natuur is dat er ongelooflijk veel vanzelf gaat. Als je de loop der dingen tenminste hun gang laat gaan. Natuurlijk komen er ieder voorjaar groene blaadjes aan de boom en steken krokussen en sneeuwklokjes hun kopjes als vanzelf weer boven het gazon uit. Maar er is nog zoveel meer in je tuin gaande dan je misschien zou denken.
Er is nog zoveel meer in je tuin gaande dan je misschien zou denken
Op ons boerenerf in het buitengebied worden wij steeds opnieuw geconfronteerd met ‘the circle of life’. Door de dood van zo’n mooi steenuiltje. Maar ook door onze eigen houding ten opzichte van alle medebewoners hier. In de keurig aangeharkte tuin van onze vorige woning plukte ik regelmatig vol afschuw slakken uit de tuin. Hier laat ik ze vaak maar doorkruipen, omdat ik weet dat ze voer vormen voor die leuke egels, die we ’s avonds tijdens het laatste rondje met de hond regelmatig in het weiland tegenkomen. Ik heb een ongelooflijke hekel aan spinnen en toegegeven: die grote harige die in de badkamer op mijn blote voeten kwam afgewandeld, heeft het niet overleefd. Maar de spinnen in de tuin vangen voor ons muggen en vliegen: dat zijn er toch weer wat minder in huis. De rupsen in de groentetuin vormen voer voor de koolmeesjes die ik juist zo graag zie en oorwormen eten de bladluizen van de planten die ik vol liefde heb gepoot. Hoe langer ik op het platteland woon, hoe meer ik de charme van alle schakels in de keten zie en hoe meer ik ieders bijdrage waardeer. Het oude gezegde ‘De vijand van mijn vijand is mijn vriend’ begrijp ik steeds beter.
Hoe langer ik op het platteland woon, hoe meer ik de charme van alle schakels in de keten zie
Het uiltje dat we van de oprit raapten, hebben we aan het einde van de dag begraven onder de kersenboom. Maar de merel die een paar dagen later tegen de ramen vloog en met zijn pootjes omhoog op de vlonder bleef liggen, heb ik achterin het weiland onder de heg geschoven. Misschien een lekker hapje voor een vos of voor insecten. Ik hoef het niet te zien, maar ik accepteer dat het gebeurt. Soms moet je maar niet teveel over de loop der dingen nadenken. De ‘circle of life’ volgt toch zijn eigen weg.
Deze column is eerder verschenen in Landidee (juli/augustus 2021, nummer 4), een uitgave van Vipmedia.