Ik zie ze natuurlijk ook op social media en in de bladen. Romantische boerderijtjes met een rieten kap, verscholen achter een prachtige bloementuin of een boomgaard vol bloesem. Op het erf staan zinken gieters met weelderige geraniums erin, bij de voordeur is een oude waterpomp in ere hersteld maar zó, dat ‘ie overduidelijk schitterend stokoud is. Waar je ook maar kijkt, overal valt je oog op smaakvolle tafereeltjes. Nu woon ik toevallig zelf sinds een jaar in zo’n boerderijtje en op zo’n erf. En ik kan je vertellen: het valt niet mee om die idylle van het romantische buitenleven hoog te houden.
Toen wij onze vorige woning betrokken, een nette twee-onder-één-kap van net tien jaar oud in een dorp op de Utrechtse Heuvelrug, eigenden we ons in korte tijd het huis en de tuin toe en maakten alles precies zoals we het wilden hebben. Het terras werd aangelegd, de borders netjes gemaakt en de heesters bijgesnoeid. Ieder najaar bloembollen poten en af en toe wat eenjarig perkgoed planten op de lege plekken: verder was het vooral een kwestie van bijhouden. We hadden alles onder controle.
Hoe anders is dat in ons huidige huis: een boerderijtje met een rieten kap en een moderne aanbouw op een kleine hectare grond. Práchtig: we waren er op slag verliefd op. Maar een huis en een tuin op het platteland eigen je je niet toe zoals een gemiddelde nieuwbouwwoning. Het voelt veel meer alsof we hier te gast zijn. We mogen hier wonen, leven, werken en genieten (en dat doen we!); maar écht van jou lijkt het nooit te worden. Van controle is nauwelijks sprake. Als je denkt dat je de moestuin eindelijk enigszins op orde hebt, puilen de bloemborders uit van het onkruid. Heb je net de nieuwe carport vol basaltsplit geschept, graaft zich daar nog diezelfde nacht een beest dwars doorheen. Goten lopen over, sloten slibben dicht en de onverharde toegangsweg staat bij regenachtig weer in mum van tijd vol natte kuilen.
Van controle is nauwelijks sprake; hier in het buitengebied zijn we te gast
Gelukkig stuurde mijn zwager mij een artikel over de inrichting van traditionele boerenerven. Idealiter sluit ieder boerenerf aan bij zijn omgeving, ongeacht of je het nog agrarisch gebruikt of niet. Een goed evenwicht tussen bomen, bosjes, heggen en hagen op het erf is van levensbelang voor veel dieren en zorgt voor verbinding naar andere leefgebieden, voor bescherming en beschutting en voor voedsel. Knotwilgen en fruitbomen bieden nestgelegenheid voor steenuilen, die in ruil daarvoor wat muizen vangen. Open schuren zijn daarentegen de ideale kraamkamer voor zwaluwen, die op hun beurt duizenden muggen per dag vangen. Een rommelhoekje met takkenhopen, brandnetels en bramen, een vervallen schuurtje of een stapel dakpannen of stenen helpen mee om de biodiversiteit te vergroten.
“We willen alles vaak te netjes opruimen”, lees ik opgetogen. “Jammer, want egels, vlinders en bijen zijn blij met die rommelhoekjes vol insecten(eitjes). En u weer met hen, want de bij helpt u bijvoorbeeld bij de bestuiving van uw fruitbomen.” Wat een geluk! Op een boerenerf horen dus rommelige hoekjes met rotzooi. Ik hoef niet alles op te ruimen of te controleren: integendeel. Loslaten is hier het toverwoord.
Op een boerenerf horen dus rommelige hoekjes met rotzooi
Dus als je nog eens zo’n prachtig verbouwd boerderijtje op Instagram ziet: like het vooral. De bewoners werken er hard voor. Al hoop ik voor hen én voor de biodiversiteit in ons land dat er buiten het oog van de camera diverse rommelhoekjes zijn waar men de boel de boel gelaten heeft. Daar gedijen alle bewoners van het erf uiteindelijk het beste bij.
Deze column is eerder verschenen in Landidee (april/mei 2021, nummer 2), een uitgave van Vipmedia.