De tuinman keek bedenkelijk toen hij langs de borders wandelde die hij verleden voorjaar had aangelegd. “Er is hier wel werk aan de winkel, dame”, zei hij streng. Ik keek naar de klaver die de bodem bedekte, naar de boterbloemen die muurvast in de grond zaten en naar de geraniums die op allerlei plekken opkwamen waar de hovenier ze niet had neergezet. En ik knikte, enigszins beschroomd. Want ik wil niets liever dan zo’n schitterende tuin als die van mensen die ik regelmatig voor magazines van tuinliefhebbers interview. Of zo’n prachtige Engelse cottagegarden als ik op vakantie bezoek. Overal bloemen in allerlei kleuren, hier en daar schattige zitjes in het groen, weelderige planten en struiken die elkaar in hoogtes afwisselen en leuke gewassen, die de bodem goed bedekken zodat daar geen onkruid of gras kan groeien.
De werkelijkheid is heel wat weerbarstiger. Vooraan staan struiken in de border die hoger zijn geworden dan de laag erachter. Onder de duizendknoop, die pas later in de zomer een flinke bos wordt, groeit een ongelooflijke hoeveelheid gras en onkruid. En tussen de tegels van het oude terras groeit verbena, die ik diep van binnen zo mooi vind dat het onmogelijk is om ze er zomaar uit te trekken. Ze doen toch hun best! Kale stukken in de border, waar bepaalde planten om onduidelijke redenen niet goed zijn aangeslagen, worden onmiddellijk ingepikt door graspollen en onduidelijke plantensoorten. Vaak twijfel ik te lang of ze er nu horen te staan of niet – waardoor ze uiteindelijk stevig verankerd raken of door de hele border heen slingeren.
Ik wil niets liever dan zo’n schitterende tuin als die van mensen die ik regelmatig voor magazines van tuinliefhebbers interview
De tuinman weet feilloos aan te wijzen wat hij wel en niet in onze borders heeft gezet. Maar wat betekent dat nu eigenlijk voor andere gewassen? Haal ik het vingerhoedskruid en de akelei weg, die zichzelf voortdurend uitzaaien en overal en nergens opkomen? Sta ik toe dat de wilde aardbeien over de grond beginnen te kruipen, dwars tussen zonnehoedjes door? Wat hoort er nu eigenlijk wel en wat hoort er niet thuis in je tuin?
Het mooie van tuinieren is: dat bepaal je helemaal zelf. Toen ik in het vroege voorjaar online zocht naar tips voor het snoeien van de Annabellen, vond ik meerdere meningen. Vroeg in het seizoen snoeien of juist pas wanneer de takken al zijn uitgelopen. Zo laag mogelijk afknippen voor volle bloei of juist hoger snoeien, zodat de trossen niet zo zwaar worden. Eigenlijk is alles goed. Het is maar net wat je mooi vindt. En dat geldt ook voor al die gewassen die nooit echt de bedoeling zijn geweest. Als ik vind dat ze er mogen staan, dan blijven ze staan. En soms beslissen ze dat zelf. Ook goed. Een beetje meebewegen met de natuur maakt het leven op het platteland een stuk eenvoudiger dan constant naar perfectie streven.
Al wiedend in de tuin gaan mijn gedachten nog weleens terug naar het jaar waarin ik een personal trainer in de arm nam om flink wat overtollige kilo’s kwijt te raken. Het ging met horten en stoten, met ups en downs. Maar uiteindelijk bereikte ik mijn doel. Met mijn trainers belangrijkste motto in mijn achterhoofd: trust the process. Als je niet al te krampachtig meebeweegt wat je lichaam of de tuin nodig heeft, zal je uiteindelijk prachtige resultaten behalen.
Deze column is eerder verschenen in Landidee (mei 2024, nummer 5), een uitgave van Vipmedia.