In het vroege voorjaar sta ik vaak wat ontredderd in de tuin. Wat is er gebeurd met al die prachtig bloeiende borders? Met die bossen vol bloemen, weelderige struiken en al het groen? Na de winter is de heerlijke tuin van de zomer ervoor nauwelijks nog herkenbaar. Een mol heeft grote zandhopen opgeworpen en woelmuizen hebben op diverse plekken gaatjes in de bodem gemaakt. De siergrassen zijn verdord en moeten worden afgeknipt, net als de vele stengels van de Verbena bonariensis (‘IJzerhard’) en de Gaura lindheimeri (‘Prachtkaars’). Ook borders vol lavendel en vlinderstruiken moeten flink worden teruggesnoeid.
Het echt uitdagende voorjaarswerk begint wat mij betreft op de bodem. Hier in het buitengebied tussen de IJssel en de Veluwe in is de bodem een combinatie van klei en zandgrond. In de lente zijn flinke delen van de border met een dikke laag mos bedekt. Ook staan er overal grote pollen met gras en de brandnetels, bramen en paardenbloemen hebben steevast stevig voet aan de grond gekregen in die paar maanden dat ik nauwelijks naar de tuin heb omgekeken. “Even goed schoonmaken en dan compost erop”, adviseerde een tuinman mij luchtig. En dan begin je maar gewoon.
Na de winter is de heerlijke tuin van de zomer ervoor nauwelijks nog herkenbaar
Maar met een kleine hectare aan terrein en tuin is dat een flinke klus. Ik begin meestal met de kleinere stukken: een smalle border bij mijn kantoor waar ik zeker honderd tulpen heb gepoot of de border voor het boerderijtje, die twee jaar terug is aangelegd en daardoor gemakkelijker te bewerken lijkt dan de tuin die er al jaren ligt. Uiteindelijk moeten ook de grotere lappen grond eraan geloven. Ik probeer me uit alle macht te focussen op het stukje border dat voor me ligt, maar kan het niet laten nu en dan mijn blik over de gehele tuin te laten glijden. En raak dan iedere keer opnieuw per direct ontmoedigd. Hoe krijg je die borders na de winter ooit nog netjes en onkruidvrij? Het voelt als monnikenwerk om iedere graspol handmatig uit de grond te trekken en elke brandnetel voorzichtig beet te pakken. Niet in de laatste plaats omdat vanuit de omliggende weilanden natuurlijk iedere dag weer van alles komt aangewaaid.
Toch volgen er elk jaar op deze voorjaarsbeurt in de tuin ook momenten van grote triomf. Als je eenmaal klaar bent met wieden en snoeien, ligt er namelijk al best een aardige tuin. En wanneer dan eenmaal de vaste planten aanslaan en weer opgroeien, kan ik mijn geluk niet op. Weg is die bodem vol onkruid; helemaal uit zicht door de prachtige bloeiers. Vergeten zijn de vele uren op je knieën in de modder, de spierpijn die je opdeed en de kapotte tuinhandschoenen.
Ieder jaar realiseer ik me ook weer wat een mooie metafoor voor het leven de natuur je op deze manier biedt. Er zijn van die taken in je leven waar je als een berg tegenop ziet. Waar je nauwelijks een beginnetje aan denkt te kunnen krijgen. Waarvan je al doende meerdere keren de moed in de schoenen zakt. Tegenwoordig denk ik dan aan onze tuin in de lente. En ik weet: je moet gewoon beginnen. Je blik op de vierkante meter die voor je ligt houden. Stug doorwerken. Nooit opgeven. En voordat je het weet, bevind je je in een prachtige en weelderige omgeving waarin alles naar hartenlust groeit en bloeit.
Deze column is eerder verschenen in Landidee (augustus 2023, nummer 7), een uitgave van Vipmedia.